Vraag en aanbod van kunstmest: een wereldmarkt
Instabiel evenwicht
De prijs van meststoffen en landbouwproducten wordt bepaald door het evenwicht tussen vraag en aanbod op een inmiddels mondiale marktplaats. Dit evenwicht is momenteel zeer instabiel. De grote prijsschommelingen van landbouwproducten en grondstoffen, zoals meststoffen (zie figuur hieronder), weerspiegelen de spanningen in de voedingssector wereldwijd. Daarnaast wordt de ontwikkeling van de prijzen voor kunstmest en voedingsmiddelen steeds meer bepaald door de wereldeconomie. Landbouwers worden sterk beïnvloed door deze nieuwe economische factor.
Vraag naar meststoffen
Grote opkomende economieën zoals China, India en Brazilië hebben een steeds grotere vraag naar voedingsmiddelen en energie. Deze tendens wordt verder versterkt door een grotere vraag naar eiwitrijke voedingsmiddelen. De resulterende stijging van vlees- en zuivelproductie leidt onverbiddelijk tot een grotere vraag naar graan. Deze algemene tendens wordt verder versterkt doordat regeringen van veel geïndustrialiseerde landen de productie van biobrandstoffen stimuleren.
De afgelopen tien jaar is de wereldwijde vraag naar voedingsmiddelen (verbruik) sneller gestegen dan het aanbod (productie). Gedurende dezelfde periode daalden de wereldvoorraden gemiddeld met de helft. De vraag naar kunstmest, uiteraard gekoppeld aan de landbouwproductie, volgt dezelfde trend.
Aanbod van meststoffen
De afgelopen dertig jaar werd de meststoffenindustrie met grote regelmaat geconfronteerd met overaanbod. De laatste tijd kan het aanbod de vraag echter nauwelijks bijhouden door toenemende vraag, gebrek aan investeringen en mondialisering van de markten. De prijs voor stikstofhoudende meststoffen wordt sterk beïnvloed door de prijs van ammoniak (NH3), een halffabricaat bij de productie.
Voor de productie van ammoniak is een grote hoeveelheid aardgas nodig. Uiteindelijk vertegenwoordigen de aardgaskosten meer dan 50% van de productiekosten van stikstofhoudende meststoffen. De volatiliteit van de gasprijs verhoogt de spanning aan de zijde van aanbod: stijgende gasprijzen leiden op korte termijn tot sluiting van onrendabele fabrieken. Op langere termijn leidt een hoge gasprijs tot daling van de rentabiliteit en dalende investeringen in nieuwe productiecapaciteit. Lage gasprijzen zijn een belangrijke factor voor de concurrentieverhoudingen in de kunstmest-industrie.
Daarom zijn de laatste jaren veel fabrieken gebouwd in landen met lage gasprijzen (Iran, Qatar en Noord-Afrika). De grotere afstand tot de afzetmarkt, in combinatie met politieke instabiliteit, heeft geleid tot meer onzekerheid op het gebied van productie en beschikbaarheid en versterkt zo weer de volatiliteit.
Is er genoeg concurrentie?
Er zijn vele leveranciers uit de hele wereld aktief op de stikstofmeststoffenmarkt. Een van de grootsten is Yara, maar zelfs Yara vertegenwoordigt slechts 6% van de wereldwijd geleverde stikstofmeststoffen. Het hoge aantal leveranciers op de markt zorgt ervoor dat prijzen worden aangepast om vraag en aanbod in evenwicht te brengen. De recente sterke prijsschommelingen tonen aan dat prijzen niet kunnen worden gecontroleerd, maar worden bepaald door de marktdynamiek.
Maar hoe zit het met speculatie?
De structurele en conjuncturele spanningen worden in relatie gebracht met speculatie. Marktwaarden zijn inderdaad niet langer alleen gebaseerd op het verschil tussen vraag en aanbod maar ontwikkelen zich voortaan exponentieel. Bijvoorbeeld: in het geval dat 10% van de wereldproductie op de wereldwijde goederenmarkten, verhandeld zou worden, zou een productiedaling van maar 2% voornamelijk ten koste gaan van de uitvoer. Hierdoor zou een tekort van 20% van de wereldwijd verhandelde volumes ontstaan. Het effect op de wereldmarkt wordt in dit voorbeeld dus 10 keer zo groot! De volatiliteit wordt dus veroorzaakt door een gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod, dat verder wordt versterkt door de globalisering van de markt.
Financiële instrumenten kunnen deze schommelingen versterken of temperen. Zij werden oorspronkelijk ontwikkeld om normale landbouwrisico’s (lage oogstopbrengst, prijsdalingen) af te dekken en om prijzen te stabiliseren. Maar de huidige financiële instrumenten zijn meestal losgekoppeld van de werkelijke productie. Samengevat wordt volatiliteit veroorzaakt door krapte op de markt die op haar beurt speculatie stimuleert.